De Witte Bedjes bestaan zeventig jaar. Wat na de oorlog begon als een actie voor kinderen in ziekenhuizen en sanatoria, groeide uit tot een fonds voor medische hulpprojecten in binnenen buitenland.
Hoe zou het gaan met Tonnie? Hij moet nu een flinke kerel van ergens in de zestig zijn. Wat is er van hem geworden? Misschien werkt hij als postbesteller in Noord. Misschien geeft hij leiding aan de afdeling claims van een groot verzekeringsbedrijf. Misschien heeft hij een nachtclub in Buenos Aires, met meisjes met veren. Zou Tonnie op herfstige dagen nog wel eens terugdenken aan de decembermaand van 1950, toen hij was opgenomen in het Burgerziekenhuis aan de Linnaeusstraat en met tientallen medepatiëntjes stond te wachten op Sinterklaas en zijn gevolg?
Een verslaggever van deze krant deed indertijd verslag van het bezoek, met een opvallende rol voor Tonnie: “‘Ik heb niet in mijn bed geplast,” zei Tonnie, die klein en smalletjes in zijn flanellen hansop overeind zat. Hij zei het tegen de verpleegster en tegen een mevrouw en ten slotte tegen Sinterklaas zelf, die hem over zijn bol streek en hem een cadeautje, een suikeren hart en een marsepeinen beest gaf. Diep onder de indruk bleef hij kijken hoe de Sint de ronde deed. Pas toen de spanning geweken was en de stoet allang weer op de gang was op weg naar de volgende zaal, ging Tonnie gerustgesteld zijn pakje open peuteren.’
Tonnie was een van de achthonderd kinderen in Amsterdamse ziekenhuizen en sanatoria die dat jaar bezoek kregen van Sinterklaas. De rondgang langs de zieke kinderen was een initiatief van journalist Henri Knap, die als Dagboekanier een dagelijkse rubriek op pagina twee van deze krant vulde. In 1946 had Knap voor het eerst een oproep in zijn Amsterdams Dagboek geplaatst om tijdens de feestdagen iets te ondernemen voor de kinderen in de witte bedjes. Een stroom van enthousiaste reacties (én giften) leidde tot de gedachte om er een jaarlijks terugkerende actie van te maken: de Witte Bedjes-actie.
Door: Patrick Meershoek (uit Het Parool, 11 november 2006)